Belasting op tweede verblijven in West-Vlaanderen: gedeeltelijke of volledige terugbetaling? U kiest.

Eigenaars van tweede verblijven in de provincie West-Vlaanderen ontvangen momenteel een brief van de provincie met een formulier voor de terugbetaling van een deel van de provinciebelasting op tweede verblijven.

Het provinciebestuur stelt daarin enkel een gedeeltelijke terugbetaling van de “overbelasting” voor. Wie echter van mening is dat hij recht heeft op de volledige terugbetaling, moet zelf het initiatief nemen en dat afzonderlijk aan de provincie vragen via een aangetekende brief.

Wat is er gebeurd?

De Raad van State heeft de provinciale belastingreglementen op tweede verblijven voor de jaren 2022, 2023 en 2024 nietig verklaard. Volgens het arrest was de belasting in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat eigenaars van tweede verblijven ongeveer drie keer meer moesten betalen dan inwoners met hun hoofdverblijfplaats in de provincie.

Een nietigverklaring betekent dat het reglement juridisch gezien nooit heeft bestaan. In principe is de belasting dus onwettig geïnd.

Wat stelt de provincie voor?

De provincie aanvaardt het arrest, maar kiest voor een beperkte terugbetaling. Ze stelt dat ze enkel dat deel moet terugbetalen dat boven het bedrag ligt dat vaste inwoners betaalden.

Concreet betekent dit dat de provincie ongeveer 271 euro per tweede verblijf zal terugbetalen, ongeacht of het om een gezin of een alleenstaande gaat.

Wat zegt TWERES hierover?

Volgens TWERES vzw is de juridische redenering van de provincie betwistbaar. De nietigverklaring door de Raad van State betekent dat het belastingreglement nooit geldig is geweest. Zonder geldig reglement kan de provincie geen enkel bedrag, ook geen deel, inhouden.

Om een lagere belasting te innen, zou de provincie een nieuw belastingreglement moeten goedkeuren — wat niet is gebeurd. Daarom kunnen eigenaars van tweede verblijven argumenteren dat zij recht hebben op de volledige terugbetaling van het betaalde bedrag.

Wat kunt u doen?

U heeft dus twee mogelijkheden:

1. De gedeeltelijke terugbetaling aanvaarden
– U vult het formulier van de provincie in.
– U krijgt automatisch een bedrag van ongeveer 271 euro teruggestort.
– U vermijdt verdere discussie.

2. De volledige terugbetaling eisen
– U stuurt een aangetekende brief aan de provincie West-Vlaanderen met in bijlage het ingevulde formulier dat de provincie u toestuurde maar met schrapping van de kadertekst waarin u zich akkoord verklaart met de gedeeltelijke terugbetaling.
– In die brief vraagt u de terugbetaling van het volledige bedrag dat u betaalde voor de jaren 2022, 2023 en 2024.
– U kunt daarbij de volgende formulering gebruiken:

Voorbeeldbrief (in het Nederlands te versturen):

Aangetekend

Aan: Provincie West-Vlaanderen
t.a.v. de Dienst Financiën
Provinciehuis Boeverbos
Koning Leopold III laan 41
8200 Sint-Andries (Brugge)

Onderwerp: Terugbetaling provinciebelasting op tweede verblijven – aanslagjaren 2022-2023-2024

Geachte heer, mevrouw,

Ik verwijs naar uw brief van … oktober 2025 onder de titel “Provinciebelasting op tweede verblijven. Aanslagjaren 2022-2023-2024”.

Ik ben niet akkoord met uw voorstel tot gedeeltelijke terugbetaling van de “overbelasting” en vraag terugbetaling van het volledige bedrag van de onrechtmatig geïnde belasting.

De inhouding van een deel van laatstgenoemd bedrag voor de aanslagjaren 2022-2023-2024 is namelijk niet gesteund op een geldige juridische grondslag, aangezien de provinciale reglementen waarop die inhouding zou steunen door de Raad van State nietig werden verklaard.

De voorgestelde inhouding van de onrechtmatig geïnde belasting is derhalve in strijd met artikel 170, § 3 van de Grondwet.

In bijlage stuur ik u het formulier terug met de gevraagde gegevens, met schrapping van de paragraaf betreffende de toestemming met de voorgestelde terugbetaling van de zogenaamde “overbelasting”.

Met vriendelijke groet,

(Naam, adres en handtekening)

Bijlage: ingevuld formulier van de provincie (met geschrapte paragraaf)

Wat is het verschil in geld?

De meeste eigenaars van tweede verblijven betaalden samen 406 euro voor de drie betrokken jaren:
– 129 euro voor aanslagjaar 2022
– 132 euro voor aanslagjaar 2023
– 145 euro voor aanslagjaar 2024

De provincie betaalt maximaal slechts 271 euro terug. Wie de volledige terugbetaling vraagt, kan dus 135 euro extra ontvangen.

Een aangetekende brief kost ongeveer 8 euro. Met andere woorden: het verschil levert u 127 euro netto op.

Tot slot

TWERES vzw wil haar leden correct informeren over hun rechten en keuzes. Of u de gedeeltelijke terugbetaling aanvaardt of de volledige terugbetaling eist, is uw persoonlijke beslissing. Wij bevelen dus niet aan om de beslissing tot gedeeltelijke terugbetaling te betwisten. In dat geval zal u namelijk zelf binnen de termijn van drie maanden het geschil moeten voorleggen aan de rechtbank van eerste aanleg te Brugge. Er wacht u dan vermoedelijk een lange procedure met alle onzekerheid en kosten die daaraan verbonden zijn. Wij volgen in elk geval het dossier verder op en houden u op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen.

Geldt de Vlaamse renovatieverplichting ook voor uw vakantiewoning?

Bij TWERES kwam telefonisch de bovenstaande vraag binnen van één van onze leden die een vakantiewoning bezit in een vakantiepark aan de Belgische kust. 

1. Inleiding

De betrokkene is eigenaar van een vakantiewoning gelegen in een recreatiezone aan de Belgische kust, gebruikt als tweede verblijf, zonder mogelijkheid tot domiciliëring. Ze vraagt zich af of de door de Vlaamse Regering opgelegde renovatieverplichting ook van toepassing is op dit type vakantiewoning, gelet op de disproportionele kostprijs van een renovatie in verhouding tot de marktwaarde van een vakantiewoning. In de notariële verkoopakte werd door de notaris verwezen naar de Vlaamse regelgeving inzake renovatieplicht, zonder expliciet te bevestigen of deze voor de aangekochte vakantiewoning geldt. Als gevolg daarvan is er ook ongerustheid ontstaan bij andere eigenaars in het vakantiepark.

2. Korte schets van de renovatieverplichting

De renovatieverplichting is in Vlaanderen ingevoerd via het Energiedecreet van 8 mei 2009 (art. 9.1.13/1) en het Energiebesluit van 19 november 2010.

In de versie, zoals aangepast sinds 5 juli 2024, bepaalt het Energiebesluit (Art. 9.3.4) het volgende:

“Residentiële gebouwen en residentiële eenheden voldoen binnen uiterlijk vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht aan de volgende minimale energieprestatieniveaus:
1° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2023: EPC label D;

2° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2028:
a) label C in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label C in geval van een appartement;

3° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2035:
a) label B in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label C in geval van een appartement;

4° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2040:
a) label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label B in geval van een appartement;

5° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2045:
a) label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label A in geval van een appartement.”

3. Definitie van “residentieel gebouw”

Het Energiedecreet, art. 1.1.3, 111°/0 bepaalt:

“residentieel gebouw: elk gebouw dat bestemd is voor individuele of collectieve bewoning;”

Dit wordt bevestigd door het Vlaams Energie- en Klimaatagenschap (VEKA). Op de website van dit agentschap kan men lezen:

“Ja, de renovatieverplichting geldt voor alle residentiële gebouweenheden. Het maakt daarbij dus niet uit of er al dan niet een domicilie gevestigd is of er al dan niet permanente bewoning is en of er al dan niet een recreatief karakter is. De renovatieverplichting geldt dus ook voor vakantiewoningen en tweede verblijven.”

4. Eventuele toepassing als “niet-residentieel gebouw”

Het Energiedecreet (art. 1.1.3, 92° /1/0/1) vermeldt ook wat verstaan wordt onder een “niet-residentieel gebouw”. Daarbij wordt, naast industriële gebouwen, kerken, elektriciteitscabines, etc. , ook verwezen naar “alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 vierkante meter”. Daarmee worden o.m. stacaravans of kleine chalets in kampeerverblijfplaatsen bedoeld. Voor die  “gebouwen” is er dus geen renovatieverplichting. Wel dus voor niet-alleenstaande gebouwen, bijvoorbeeld een kleine studio in een appartementsgebouw. Daarvoor geldt de renovatieplicht dus wel degelijk.

5. Conclusie: toepasselijkheid op vakantiewoningen

Op basis van de wettelijke definities en de ruimtelijke bestemming van uw goed geldt:

  • Een vakantiewoning in een recreatiezone is een residentieel gebouw in de zin van het Energiedecreet want het is een gebouw bestemd voor bewoning.
  • De renovatieplicht voor residentiële gebouwen (EPC-label D binnen een termijn van 5 jaar vanaf de datum van de notariële aankoopakte indien deze dateert van na 1 januari 2023) is dus van toepassing.
  • Ook de renovatieplicht voor niet-residentiële gebouwen is doorgaans niet van toepassing op kleine recreatieve verblijfseenheden zoals stacaravans of kleine chalets.

6. Rechtsgevolg van de vermelding in de notariële akte

De verwijzing van de notaris in de akte naar de Vlaamse renovatieverplichting is louter informatief. Zij heeft geen constitutief rechtsgevolg en creëert op zichzelf geen verplichting. De vermelding dient als bewijs dat de koper werd geïnformeerd over het bestaan van de regeling.

7. Aangekondigde wijzigingen van de renovatieplicht

In het Vlaamse regeerakkoord 2024-2029 zijn wijzigingen van de renovatieplicht aangekondigd. De renovatieplicht wordt beperkt tot op het huidige niveau van label D. Het verdere verstrengingspad (dat gepland was vanaf 2028, zie hierboven onder punt 2) wordt afgeschaft. De wetgeving moet echter nog worden aangepast. Dat wil zeggen dat, zodra binnenkort het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel het Energiebesluit 9.3.4 is aangenomen en in werking treedt, voor alle residentiële gebouwen – dus ook voor vakantiewoningen – geldt dat ze, wanneer een eigenaar ze verwerft ingevolge een akte die dateert van 1 januari 2023 of later, binnen zes jaar na die akte moeten voldoen aan EPC waarde D (dus bijvoorbeeld minimale dakisolatie, dubbele beglazing, dichting van kieren en spleten, eventueel verwarmingsketel met hoog rendement, e.d.). Van verdere verstrenging naar EPC  labels C, B en uiteindelijk A, is dan dus geen sprake meer.

Momenteel wordt nog onderzocht of de overeengekomen wijziging in het regeerakkoord niet in strijd is met de Europese klimaatverplichtingen. Als compromis wordt een verstrenging van de handhavingsregels voorgesteld (strengere controle en boetes bij niet-naleving). TWERES volgt dit verder op.

8. Aanbeveling

Indien u desondanks nog twijfelt, adviseren we u om:

  1. Een schriftelijke bevestiging bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) te vragen of uw vakantiewoning onder de renovatieverplichting valt. (https://www.vlaanderen.be/veka)
  2. In geval van een toekomstig geschil de ruimtelijke bestemming en juridische definities te gebruiken als bewijsgrond.

 

Gemeente Koksijde trekt opnieuw naar Hof van Cassatie in belastingdossier

Koksijde, 11 juli 2025 – De gemeente Koksijde heeft cassatieberoep aangetekend tegen negen arresten van het Hof van beroep te Gent, waarin de gemeentebelasting op zogeheten toeristische verblijfplaatsen – tweede verblijven in recreatiezones zoals vakantieparken – strijdig werd bevonden met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.

De betrokken eigenaars hadden via TWERES in 2020 bezwaar aangetekend tegen een aanslag die in dat jaar 999 euros bedroeg. De beroepsrechter gaf hen in februari 2025 gelijk. Koksijde stuurde deze week naar elk van hen een deurwaarder om de voorziening in cassatie tegen dit oordeel af te geven.

Volgens TWERES heeft het cassatieberoep van Koksijde weinig kans op slagen en is het vooral bedoeld om tijd te rekken en tweede verblijvers te ontmoedigen in de toekomst nog bezwaarprocedures op te starten. Die strategie heeft echter weinig succes want TWERES ontlast alle betrokken eigenaars van proceskosten en administratieve beslommeringen, inclusief in de fase van het cassatieberoep.

Intussen is ook een cassatieprocedure hangende over de gemeentebelasting op tweede verblijven in woonzones. Een uitspraak in dat dossier wordt tegen eind 2025 verwacht.  Wordt het eerdere arrest (van 6 februari 2024) bevestigd, dan dreigt Koksijde veroordeeld te worden in meer dan vijftienhonderd lopende bezwaarprocedures, met terugbetaling van de heffing en gerechtskosten die kunnen oplopen tot €2.000 per dossier.

Via TWERES zijn immers nu al meer dan duizend bezwaarprocedures opgestart tegen de belasting op tweede verblijven en toeristische verblijfplaatsen in de kustgemeente. Sinds begin 2024 is Koksijde door de rechtbank in eerste aanleg te Brugge al in honderden van die procedures in het ongelijk gesteld en wordt, gelet op de lopende cassatieprocedure, gewacht op behandeling in hoger beroep. Honderden gelijkaardige procedures lopen ook tegen de gemeentebelasting op tweede verblijven in Knokke-Heist en De Panne

Nieuwe Spaanse regelgeving zet Belgische eigenaars van tweede verblijven onder druk

Sinds april 2025 zijn eigenaars van tweede verblijven in Spanje, waaronder meer dan 70.000 Belgen, geconfronteerd met ingrijpende wijzigingen in de regelgeving rond toeristische verhuur. De hervormingen, ingevoerd door de regering-Sánchez, beogen een betere bescherming van de lokale woningmarkt, maar zorgen tegelijk voor onzekerheid en frustratie bij buitenlandse eigenaars.

Wat is er precies veranderd?

De kern van de nieuwe wetgeving draait om toeristische verhuur. Eigenaars die hun woning willen verhuren aan toeristen, moeten voortaan:

  • Expliciete toestemming verkrijgen van de mede-eigenaars (de comunidad de propietarios). Deze toestemming vereist een tweederdemeerderheid, zowel in aantal bewoners als in eigendomsquotas.
  • Minstens negen maanden op voorhand aangeven wanneer ze hun woning zelf willen gebruiken. Dit beperkt de spontane beschikbaarheid van het tweede verblijf aanzienlijk.

Deze maatregelen gelden vanaf 3 april 2025. Wie vóór die datum al over een geldige toeristische verhuurvergunning beschikte, mag blijven verhuren onder de oude voorwaarden, tenzij de mede-eigenaars alsnog beperkingen opleggen.

Juridische implicaties voor Belgische eigenaars

Voor Belgische eigenaars zijn de gevolgen niet min:

  • Verlies van flexibiliteit: De verplichte voorafmelding van eigen gebruik maakt het moeilijk om last-minute naar het tweede verblijf af te reizen.
  • Beperkte verhuurmogelijkheden: Zonder de vereiste toestemming van de mede-eigenaars is toeristische verhuur verboden. Overtredingen kunnen leiden tot forse boetes.
  • Onzekerheid bij aankoop: Nieuwe kopers moeten rekening houden met het risico dat verhuur onmogelijk wordt gemaakt door de VvE (vereniging van eigenaars).

Wat blijft wél mogelijk?

  • Langdurige verhuur (meer dan twee maanden) valt in veel regio’s buiten de strengste regels. In sommige gevallen is zelfs geen vergunning vereist.
  • Bestaande vergunningen blijven geldig, zolang de VvE geen nieuwe beperkingen oplegt.
  • Nieuwbouwprojecten met verhuurgarantie winnen aan populariteit. Deze bieden vaak een stabiel rendement zonder administratieve rompslomp.

Waarom deze maatregelen?

De Spaanse overheid wil met deze hervormingen de druk op de woningmarkt verlichten. In steden als Valencia, Málaga en Palma de Mallorca klagen bewoners al jaren over overlast, stijgende huurprijzen en een tekort aan betaalbare woningen. De nieuwe regels zijn bedoeld om het evenwicht tussen toerisme en leefbaarheid te herstellen.

Wat kunnen leden van TWERES doen?

  • Informeer bij uw syndicus of VvE over de huidige statuten en stemverhoudingen.
  • Laat u juridisch bijstaan bij het aanvragen van verhuurvergunningen of het betwisten van beperkingen.
  • Overweeg alternatieve verhuurvormen, zoals langdurige verhuur of samenwerking met erkende verhuurplatformen die voldoen aan de nieuwe regelgeving.

Federale regering schrapt fiscale aftrek voor tweede verblijven: wat betekent dit voor u?

De Belgische federale regering heeft in het zogenaamd “Paasakkoord”  een belangrijke beslissing genomen die eigenaars van tweede verblijven rechtstreeks treft: de fiscale aftrek van intresten op hypothecaire leningen voor tweede woningen wordt afgeschaft. Deze maatregel, die deel uitmaakt van een bredere hervorming van de woonfiscaliteit, roept heel wat vragen op over rechtszekerheid, overgangsmaatregelen en mogelijke juridische stappen.

Wat verandert er precies?

Tot voor kort konden eigenaars van een tweede verblijf – zoals een vakantiehuis of opbrengsteigendom – de betaalde intresten op hun lening fiscaal aftrekken van hun onroerende inkomsten. Dit leverde een aanzienlijk belastingvoordeel op, vaak tegen het hoogste belastingtarief (45% of meer).

Vanaf aanslagjaar 2026 (inkomstenjaar 2025) verdwijnt dit voordeel volledig. Dat betekent dat zelfs lopende leningen hun fiscale aftrek verliezen. De maatregel geldt dus niet enkel voor nieuwe leningen, maar ook voor bestaande contracten, wat voor veel eigenaars als een verrassing komt.

Juridische context en advies van de Raad van State

De afschaffing is opgenomen in het regeerakkoord van de nieuwe federale regering-De Wever. In de begeleidende documenten wordt gesproken over een “afschaffing” en niet over een “uitdoofscenario”, wat bevestigt dat ook bestaande leningen getroffen worden.

Hoewel het wetsontwerp nog niet definitief is goedgekeurd, is het duidelijk dat de regering mikt op een snelle implementatie. De Raad van State heeft zich kritisch uitgelaten over de mogelijke retroactiviteit van de maatregel. Volgens fiscale experts zou dit in strijd kunnen zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, tenzij het gaat om een uitzonderlijke situatie of reparatiewetgeving.

Kan dit aangevochten worden voor het Grondwettelijk Hof?

Er zijn zeker juridische pistes. De ongelijke behandeling tussen eigenaars van een eerste en tweede woning – waarbij de eerste al langer geen fiscaal voordeel meer geniet – werd eerder al aangehaald als problematisch. Nu ook het laatste voordeel voor tweede verblijven verdwijnt, zou men kunnen stellen dat de maatregel disproportioneel is, zeker als hij met terugwerkende kracht wordt ingevoerd.

Een klacht bij het Grondwettelijk Hof is dus niet uitgesloten. De kans op succes hangt echter af van de precieze formulering van de wet en de motivering van de regering. Als de maatregel onvoldoende overgangsmaatregelen bevat of zonder duidelijke rechtvaardiging bestaande rechten aantast, zou het Hof kunnen ingrijpen.

Wat brengt de toekomst?

Voor eigenaars van tweede verblijven betekent dit een aanzienlijke financiële impact. Het verlies van de intrestaftrek kan oplopen tot duizenden euro’s per jaar. De vastgoedsector en belangenorganisaties zoals TWERES volgen de situatie op de voet en overwegen juridische stappen.

Voorlopig is het afwachten of het parlement de maatregel in zijn huidige vorm goedkeurt. Eigenaars doen er goed aan om hun fiscale situatie te herbekijken en zich juridisch te laten adviseren.

 

NOOT: Ondertussen (1 december 2025) werd het voorstel tot afschaffing op 25/11 door de plenaire vergadering van de Kamer in tweede lezing werd aangenomen als onderdeel van het ontwerp van “wet houdende diverse bepalingen” (zie https://dekamer.be, Parlementair Document 56K0963). 

De strijd van stacaravaneigenaars voor consumentenrechten in campings: licht aan de horizon?

De camping is voor velen een geliefde plek om te ontspannen en te ontsnappen aan de dagelijkse drukte. Maar, zoals we in recente krantartikels konden lezen, veranderde  voor een groep campingbewoners in Wenduine hun geplande weekendje weg recent in een nachtmerrie. Ze werden plotseling geconfronteerd met bulldozers en een onverwachte sluiting van de camping. Wat een moment van rust en plezier had moeten zijn, eindigde in frustratie en onbegrip.

Een betaalbare vakantie onder druk

Voor veel mensen is een stacaravan op een camping een ideale manier om betaalbaar en regelmatig tijdens het zomerseizoen van vakantie te genieten. Het biedt een gevoel van thuiskomen op een vaste plek en brengt families dichter bij elkaar. Maar helaas is het leven op een camping niet altijd zonder zorgen. Eigenaars van stacaravans kampen vaak met onverwachte prijsstijgingen, strengere regels, plotselinge herbestemming of onverwachte sluiting.

Deze onzekerheden worden verergerd door een gebrek aan duidelijke regelgeving. Veel consumenten weten niet precies waar ze recht op hebben en belanden daardoor in kwetsbare situaties. Het recente voorval in Wenduine is slechts één voorbeeld van hoe het mis kan gaan.

TWERES neemt het voortouw

Al jaren voert TWERES een strijd om de rechten van stacaravaneigenaars te beschermen. De organisatie heeft keer op keer haar stem laten horen in verschillende fora, waaronder vergaderingen en correspondentie met beleidsmakers. In eerdere persberichten, blogs, interviews, mediacampagnes en gesprekken met politici heeft TWERES consequent gewezen op de misstanden en het gebrek aan transparantie in deze sector. Het VRT-programma “WinWin” in januari van dit jaar, waarin deze problematiek tot “klacht van de week” werd gepromoveerd, was een grote stap voorwaarts. Eindelijk was er ook reële mediabelangstelling.

Dit voorjaar stuurde TWERES daarom een brief naar Minister Rob Beenders, sinds kort mee verantwoordelijk voor consumentenzaken in de federale regering. De brief was bedoeld als signaal dat verandering nodig is.

Hoewel de brief resulteerde in een gesprek met het kabinet van de minister, leverde dit weinig concrete resultaten op. Tijdens het gesprek presenteerde TWERES een gedocumenteerd overzicht hoe eigenaars van stacaravans vaak het slachtoffer worden van ondoorzichtige en willekeurige praktijken. In eerste instantie bleef het kabinet terughoudend om bindende regels te introduceren.

Een lichtpuntje aan de horizon

Gelukkig kwam er recent een positieve wending. Een groep ambtenaren van de dienst economische inspectie van de federale overheidsdienst economie reageerde op recente ingezonden klachten en op de uitzending van “WinWin. Dit leidde tot een vergadering op 19 juni in Brussel.

Tijdens deze bijeenkomst kreeg TWERES de kans om, samen met vertegenwoordigers van Vlaamse en Waalse campinguitbaters, de problemen in de sector te bespreken. Het gesprek was opvallend open en constructief. Voor het eerst leek er echt gehoor te zijn voor de standpunten van TWERES. De betrokken ambtenaren toonden niet alleen hun expertise, maar ook hun oprechte bezorgdheid over de misstanden. Er lijkt hoop te zijn dat er op korte termijn maatregelen worden genomen om de consumentenrechten in deze sector te versterken. We blijven dit opvolgen!

 

 

Raad van State vernietigt de belastingverordening op tweede verblijven van de provincie West-Vlaanderen

In drie arresten van 27 mei 2025 heeft de Raad van State geoordeeld dat de belastingverordening van de provincie West-Vlaanderen op tweede verblijven voor de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024 strijdig zijn met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Als gevolg van deze arresten, zal de provincie voor 2022, 2023 en 2024 de ten onrechte geheven belasting moeten terugbetalen. Ook tweedeverblijvers die de geen bezwaar hebben ingediend tegen die belasting, hebben recht op terugbetaling (van in totaal ongeveer 406 euro). Dat komt omdat de Raad van State de bevoegdheid heeft om de belastingverordening zelf nietig te verklaren indien iemand daartegen binnen een termijn van drie maanden na de uitvaardiging ervan een verzoek daartoe indient. Dat is voor de belastingverordeningen van de drie betrokken jaren dus telkens tijdig gebeurd.

In principe moet, om terugbetaling te bekomen, een verzoek worden gericht aan de provincie West Vlaanderen binnen een termijn van vijf jaar. Ondertussen heeft de provincie via haar website echter al laten weten dat zij de ten onrechte geïnde belasting zal terugbetalen en dat hiervoor door de belastingbetaler geen aanvraag moet worden ingediend. Zie https://www.west-vlaanderen.be/provinciebelastingen 

De provinciale belasting op tweede verblijven in West-Vlaanderen bedroeg, voor het aanslagjaar 2022,  129 euro per tweede verblijf, te betalen door eigenaars die niet in de provincie hun hoofdverblijfplaats hadden op 1 januari van dat jaar. Als tweede verblijf wordt een wooneenheid beschouwd die door de eigenaar, de huurder of de gebruiker niet als hoofdverblijfplaats wordt gebruikt. Wie daarentegen in de provincie gedomicilieerd is, betaalde een algemene provinciebelasting,  bepaald op 23 euro voor de gezinnen die bestaan uit één persoon en op 42  euro voor de gezinnen die bestaan uit twee of meer personen.

Het verschil in tarief is dus aanzienlijk: de eigenaar van een tweede verblijf betaalt drie keer zoveel als een gezin dat in de provincie gedomicilieerd is, terwijl op het eerste gezicht niet kan worden aangenomen dat hij drie keer zoveel kosten genereert als dat gezin. In een arrest van 12 september 2023 is het Hof van beroep te Gent al  tot het besluit gekomen dat de West-Vlaamse provinciebelasting op tweede verblijven de toets met het grondwettelijk vastgelegde gelijkheidsbeginsel niet kan doorstaan

Het hof stelde vast dat er geen betwisting bestaat over het recht van de provincie om een belasting te heffen op tweede verblijven. Volgens het hof bestaat daarvoor overigens een redelijke verantwoording : zowel de vaste inwoners als de tweedeverblijvers genieten “het voordeel van de investeringen die de provincie doet in de diverse provinciale voorzieningen”. Het is bijgevolg verantwoord dat de beide categorieën belastingplichtigen daarvoor een financiële bijdrage betalen. Maar het hof had het moeilijker met het gegeven dat van de eigenaars van een tweede verblijf tot driemaal meer wordt gevraagd dan van de ‘vaste inwoners’ van de provincie. Volgens het hof slaagt de provincie er niet in dat onderscheid overtuigend te verantwoorden. De Raad van State heeft nu eveneens geoordeeld dat het beoogde doel van de provinciale belasting zoals die is verwoord in de preambule bij de bestreden belastingverordening, namelijk “de uitgaven van de provincie in het algemeen te financieren”, niet verantwoordt waarom eigenaars van een tweede verblijf minimaal driemaal hoger worden belast dan de vaste inwoners van de provincie.

Gemeentebelasting op tweede verblijven in De Panne: stand van zaken (mei 2025)

Eigenaars die reeds in 2020 via TWERES een bezwaarprocedure hebben ingeleid tegen de gemeentebelasting in De Panne, vragen zich af hoever het nu staat met die procedures. Daarom vatten we hier even de stand van zaken  samen.

Eerst en vooral heeft het gemeentebestuur de gewoonte om lang te talmen vooraleer ze de beslissing over de verwerping van het bezwaarschrift meedeelt. Voor velen kwam die beslissing er pas eind 2021. Daartegen werd door onze advocaten tijdig beroep ingesteld bij de fiscale rechtbank in Brugge. De eerste uitspraken daarover zijn geveld vanaf het midden van 2023 en die uitspraken waren nagenoeg allemaal (op enkele uitzonderingen na wegens vervanging van de gewoonlijk zetelende rechter door een collega magistraat) in het nadeel van de belastingplichtige. Voor de meeste dossiers die via TWERES zijn ingeleid, loopt ondertussen een procedure in hoger beroep tegen die negatieve vonnissen.

Sinds begin 2024 zijn de vonnissen die in eerste aanleg worden geveld, echter  in het nadeel van de gemeente. De rechtbank, die tot nu toe steeds de bezwaren van de eigenaars van tweede verblijven afwees, oordeelt nu dat het belastingreglement van De Panne, dat momenteel, sinds 1 januari 2020 wordt toegepast en in principe nog tot eind 2025 van toepassing blijft, in strijd is met de Grondwet.  De zeer bondige vonnissen luiden nu als volgt: “Het Hof van Beroep van Gent heeft in een arrest van 24 december 2019 geoordeeld dat het vorige belastingreglement (2016-2019) in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod omdat er geen redelijke verantwoording was voor het verschil in behandeling van eigenaars van een wooneenheid zonder domiciliëring en de eigenaar van een wooneenheid waarop een inschrijving in het bevolking- of vreemdelingenregister werd genomen. De rechtbank sluit zich bij deze zienswijze aan. De motivering in het huidige belastingreglement  voor de periode 2020-2025 is namelijk niet wezenlijk veranderd (nl. forfaitaire weeldebelasting, frequentie van huisvuilomhalingen, kosten van verhoogd politietoezicht, kosten voor aanpassingen gemeentelijke voorzieningen en diensten, bescherming van de lokale woningmarkt, bevordering van residentieel wonen en financiering van de sociale woningbouw).”

De rechter in eerste aanleg in Brugge is dus van opinie veranderd en geeft  sinds begin 2024 de eigenaars van tweede verblijven (“wooneenheden zonder domicilie”) gelijk. Voorlopig is de gemeente De Panne tegen die vonnissen nog niet in beroep  gegaan.  De gemeente nam een afwachtende houding tot het Hof van beroep zich een eerste keer zou uitspreken over de wettigheid van het huidige gemeentereglement over de belasting op “wooneenheden zonder domicilie”.

Dat eerste arrest is nu geveld op 1 april 2025. Daarin wordt, na Knokke-Heist en Koksijde, nu ook het gemeentereglement van De Panne door het Hof van beroep te Gent in strijd geacht met het gelijkheidsbeginseldiscriminatieverbod.  Het is nu afwachten hoe de gemeente De Panne op deze uitspraak zal reageren. Wellicht zal ze laten onderzoeken of er een kans op verbreking van het arrest door het Hof van Cassatie bestaat. Wij houden u in elk geval op de hoogte.

 

Hof van beroep te Gent wijzigt haar standpunt over tweedeverblijfbelasting in Koksijde: de belasting wordt in strijd met het gelijkheidsbeginsel bevonden

Op 6 februari 2024 heeft het Hof  van beroep haar arrest geveld in een procedure gevoerd door een echtpaar tweedeverblijvers dat in april 2022 uitzonderlijk in eerste instantie in het gelijk werd gesteld. Vrijwel altijd worden tweedeverblijvers in deze procedures namelijk door de rechter in eerste aanleg te Brugge in het ongelijk gesteld. De rechter die normaliter zetelt in deze zaken, was echter die keer afwezig en vervangen door een collega. Die laatste velde een vonnis waarin de gemeentebelasting onwettelijk werd bevonden. Koksijde was daartegen in beroep gedaan en heeft nu in deze zaak ongelijk gekregen.

Het Hof oordeelt nu dat het belastingreglement op tweede verblijven van Koksijde  in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod voorzien in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het uitgangspunt van het hof in zijn arresten van 31 oktober  en van 21 november 2023) wordt op overtuigende wijze weerlegd door de stukken neergelegd door de tweedeverblijvers in het geding. Het hof komt hiermee dan ook terug op deze arresten, waarin de gemeente Koksijde in het gelijk werd gesteld.  Nieuwe argumenten, aangebracht door de tweedeverblijvers (die in deze zaak optraden zonder bijstand van een advocaat), hebben het Hof ertoe gebracht haar standpunt te herzien.

Het Hof van beroep oordeelt nu dat de verantwoording die de gemeente Koksijde hanteert in het belastingreglement, m.n. de bescherming van het residentieel wonen in de gemeente, de verhoging van de permanente bewoning en het aantrekken van meer inwoners, niet redelijkerwijze aanneembaar is. Volgens het  Hof is deze verantwoording van de gemeente  geen reden om de vaste inwoners en de tweedeverblijvers als niet vergelijkbaar te beschouwen en een verdere toetsing aan het gelijkheidsbeginsel uit te sluiten. Het Hof oordeelt daarom dat deze verantwoording het invoeren van een verschillend fiscaal stelsel tussen vaste inwoners die kunnen genieten van het 0%-tarief van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, enerzijds, en tweedeverblijvers die onderworpen zijn aan de tweedeverblijftaks, anderzijds, niet objectief kan verantwoorden.

In het arrest van 6 februari 2024 staat verder dat de doelstelling van de gemeente om in een compensatie te voorzien voor de investeringen die de gemeente, gelet op de prijsdruk op de woonmarkt veroorzaakt door de instroom van tweedeverblijvers en het feit dat er nauwelijks woongelegenheden beschikbaar zijn voor de woninghuurmarkt, moet doen in sociale en betaalbare woningen geen afdoende verantwoording is om de belasting enkel ten laste te leggen van de eigenaars van tweede verblijven .

Evenmin kan, aldus het Hof van beroep,  het argument dat de belasting verantwoord is als een forfaitaire weeldebelasting op het gebruik van een luxegoed als overtuigend worden beschouwd.

In arrest leest men, tenslotte ook nog: “De tweedeverblijvers worden in concreto gediscrimineerd. Zij vallen immers onder het toepassingsgebied van het belastingreglement daar waar personen die zich, gelet op het eigenlijke doel van de belasting, in een gelijke situatie bevinden in feite niet aan een dergelijke belasting onderworpen zijn”.

 

Gemeentefiscaliteit aan de Kust: hoe groot is het onevenwicht in het nadeel van tweedeverblijvers?

Belastingplichtigen betalen aanvullende personenbelasting op hun inkomen in de gemeente waar ze gedomicilieerd zijn. De opbrengst van die belasting gaat naar de gemeentekas. In Vlaanderen bedraagt de aanvullende personenbelasting gemiddeld 7,2% van het belastbaar inkomen.

Zoals elke belastingplichtige betalen tweedeverblijvers aanvullende personenbelasting in de gemeente van hun eerste verblijf. Zij maken echter ook gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en diensten in de gemeente van hun tweede verblijf. Daarom is het logisch dat gemeenten ook van tweedeverblijvers vragen om de kosten daarvoor mee te helpen dragen.

Essentieel daarbij is natuurlijk een evenwichtige lastenverdeling tussen gedomicilieerde inwoners en tweedeverblijvers.

Een interessante richtlijn over dit evenwicht staat op pagina 14 van de Handleiding tweede verblijven op de website van het Agentschap Wonen Vlaanderen (wonenvlaanderen.be): “Om geen verschuiving van de belastingdruk te creëren naar personen die niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en die er dus niet kiesgerechtigd zijn, is vereist dat het geheven tarief redelijk in verhouding staat tot de belastingen die de inwoners betalen (in de eerste plaats de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing).

Het is daarom interessant om de verhouding tussen gemeentebelasting en tweede verblijfsbelasting in de kustgemeenten van naderbij te bekijken. Dat is echter minder eenvoudig dan het lijkt. De belastingopbrengsten van de verschillende gemeentebelastingen zouden eigenlijk te vinden moeten zijn op de websites van de verschillende kustgemeenten. Daar vindt men helaas weinig relevante informatie hierover (!). Gelukkig staan er wel cijfers op de website van het Vlaams Agentschap Binnenlands Bestuur. Onder meer kan men daar tabellen vinden met voor elke gemeente een overzicht van de belastingen en hun opbrengst vanaf 2008 tot 2018.

Op basis van deze gegevens hebben we in een eerste tabel voor elke kustgemeente en voor het aanslagjaar 2018 de totale opbrengsten aanvullende personenbelasting en de totale opbrengsten van de tweede verblijfstaks per naast elkaar geplaatst. Opgelet echter: in deze eerste tabel wordt nog geen rekening gehouden met het aantal belastingplichtigen per gemeente. Daarom zijn de cijfers het hoogst in gemeenten met veel belastingplichtigen.

GemeenteOpbrengst tweede verblijfsbelasting (in miljoen euro) (2018 Opbrengst aanvullende personenbelasting ten laste van gedomicilieerde inwoners (in miljoen euro)(2018)Verschil (hoeveel meer of minder is de opbrengst van tweede verblijven?) (in miljoen euro) (cijfers van 2018)
De Panne5,862 0+5,862
Koksijde13,59 0+13,59
Nieuwpoort8,749 2,224 +6,505
Middelkerke8,746 3,447 +5,299
Oostende8,476 17,067 -8,591
Bredene *3,394 4,615 -1,221
De Haan*5,3222,910 +2,412
Blankenberge5,3024,308 +0,994
Brugge1,335 36,734 -35,390
Knokke14,662 0+14,662

* Bredene en De Haan kennen een belangrijke populatie van tweedeverblijvers in vakantieparken en kampeerverblijfplaatsen. Voor deze gemeenten werden de opbrengsten van de belasting  kampeerterreinen en kampeerverblijven toegevoegd aan de cijfers m.b.t.  de tweede verblijfsbelasting. Voor andere gemeenten hebben we dit niet gedaan omdat de vermelde populatie er veel lager ligt.

In de meerderheid van de kustgemeenten ligt de opbrengst van de belasting op tweede verblijven dus hoger dan de gemeentebelasting die de gemeenten ontvangen van hun eigen ingeschreven inwoners. Dat kan echter te wijten zijn aan het hoog aantal tweede verblijven in die gemeenten.

Daarom hebben we in een tweede tabel rekening gehouden met dat aantal. In een eerste kolom vermelden we voor 2018 het nominale bedrag van de tweede verblijfsbelasting per wooneenheid. In het geval van gedifferentieerde tarieven voor verschillende types van tweede verblijf, opteerden we voor de bijdrage die verschuldigd is voor de tweede bewoning van een studio.

In de tweede kolom wordt de aanvullende personenbelasting gedeeld door het aantal gedomicilieerde huishoudens per gemeente (de cijfers over het aantal huishoudens vonden we op de website  https://provincie.incijfers.be).  Op die manier kon de ook de gemiddelde aanvullende personenbelasting per verblijf bewoond door gedomicilieerden worden berekend.

GemeenteTweede verblijfsbelasting per verblijf tweede bewoning (euro) Gemiddelde aanvullende personenbelasting per verblijf eerste bewoning (euro) Verschil (hoeveel meer of minder betaalde een tweedeverblijver) in 2018) (in euro)
De Panne5750+575
Koksijde9700+970
Nieuwpoort890356+525
Middelkerke525362+183
Oostende1000468+532
Bredene 850563+286
De Haan500451+49
Blankenberge892403+489
Brugge1000671+329
Knokke7400+740

In alle kustgemeenten dragen eigenaars van een woning die door tweedeverblijvers bewoond wordt dus gemiddeld meer bij aan de gemeentefinanciën dan de eigenaars van woningen die door gedomicilieerde huishoudens wordt bewoond. Bovenaan de lijst staat Koksijde waar de eigenaars van woningen die door gedomicilieerde huishoudens worden bewoond, helemaal geen aanvullende personenbelasting betalen en alle lasten door eigenaars van tweede verblijven worden gedragen.

Aangezien mag verondersteld worden dat tweedeverblijvers minder van de infrastructuur en diensten gebruik maken dan gedomicilieerde inwoners hebben deze belastingen bijgevolg een verschuiving van de belastingdruk gecreëerd naar personen die niet in het bevolkingsregister van de gemeente zijn ingeschreven en niet kiesgerechtigd zijn.

Een fiscale vluchteling worden is altijd mogelijk. Elders op de TWERES website staat een verslag van een studie die in 2016 door de studiedienst van de Vlaamse Overheid over het aantal tweede verblijven in Vlaanderen is gepubliceerd. Naast de kust ontdekten de auteurs ook  grote absolute aantallen tweede verblijven in enkele steden: Antwerpen spande de kroon met bijna 18.000; Gent, Brugge, Kortrijk, Hasselt en Mechelen volgden met tussen de 2.400 en 6.000 tweede verblijven. Het feit dat deze steden in deze lijst staan heeft deels te maken met het feit dat mensen die in Antwerpen of andere Vlaamse steden wonen, hun domicilie in Knokke-Heist of een andere kustgemeente registreren.

TWERES  kiest er echter voor om met de kustgemeenten de dialoog aan te gaan. Waar het niet anders kan,  zal de juridische weg worden ingeslagen en bij voldoende leden en sympathisanten kunnen we, allen samen, proberen om politici ertoe te bewegen toepasselijke regelgeving te veranderen.