Geldt de Vlaamse renovatieverplichting ook voor uw vakantiewoning?
Bij TWERES kwam telefonisch de bovenstaande vraag binnen van één van onze leden die een vakantiewoning bezit in een vakantiepark aan de Belgische kust.
1. Inleiding
De betrokkene is eigenaar van een vakantiewoning gelegen in een recreatiezone aan de Belgische kust, gebruikt als tweede verblijf, zonder mogelijkheid tot domiciliëring. Ze vraagt zich af of de door de Vlaamse Regering opgelegde renovatieverplichting ook van toepassing is op dit type vakantiewoning, gelet op de disproportionele kostprijs van een renovatie in verhouding tot de marktwaarde van een vakantiewoning. In de notariële verkoopakte werd door de notaris verwezen naar de Vlaamse regelgeving inzake renovatieplicht, zonder expliciet te bevestigen of deze voor de aangekochte vakantiewoning geldt. Als gevolg daarvan is er ook ongerustheid ontstaan bij andere eigenaars in het vakantiepark.
2. Korte schets van de renovatieverplichting
De renovatieverplichting is in Vlaanderen ingevoerd via het Energiedecreet van 8 mei 2009 (art. 9.1.13/1) en het Energiebesluit van 19 november 2010.
In de versie, zoals aangepast sinds 5 juli 2024, bepaalt het Energiebesluit (Art. 9.3.4) het volgende:
“Residentiële gebouwen en residentiële eenheden voldoen binnen uiterlijk vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht aan de volgende minimale energieprestatieniveaus:
1° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2023: EPC label D;
2° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2028:
a) label C in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label C in geval van een appartement;
3° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2035:
a) label B in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label C in geval van een appartement;
4° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2040:
a) label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label B in geval van een appartement;
5° de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2045:
a) label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
b) label A in geval van een appartement.”
3. Definitie van “residentieel gebouw”
Het Energiedecreet, art. 1.1.3, 111°/0 bepaalt:
“residentieel gebouw: elk gebouw dat bestemd is voor individuele of collectieve bewoning;”
Dit wordt bevestigd door het Vlaams Energie- en Klimaatagenschap (VEKA). Op de website van dit agentschap kan men lezen:
“Ja, de renovatieverplichting geldt voor alle residentiële gebouweenheden. Het maakt daarbij dus niet uit of er al dan niet een domicilie gevestigd is of er al dan niet permanente bewoning is en of er al dan niet een recreatief karakter is. De renovatieverplichting geldt dus ook voor vakantiewoningen en tweede verblijven.”
4. Eventuele toepassing als “niet-residentieel gebouw”
Het Energiedecreet (art. 1.1.3, 92° /1/0/1) vermeldt ook wat verstaan wordt onder een “niet-residentieel gebouw”. Daarbij wordt, naast industriële gebouwen, kerken, elektriciteitscabines, etc. , ook verwezen naar “alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 vierkante meter”. Daarmee worden o.m. stacaravans of kleine chalets in kampeerverblijfplaatsen bedoeld. Voor die “gebouwen” is er dus geen renovatieverplichting. Wel dus voor niet-alleenstaande gebouwen, bijvoorbeeld een kleine studio in een appartementsgebouw. Daarvoor geldt de renovatieplicht dus wel degelijk.
5. Conclusie: toepasselijkheid op vakantiewoningen
Op basis van de wettelijke definities en de ruimtelijke bestemming van uw goed geldt:
- Een vakantiewoning in een recreatiezone is een residentieel gebouw in de zin van het Energiedecreet want het is een gebouw bestemd voor bewoning.
- De renovatieplicht voor residentiële gebouwen (EPC-label D binnen een termijn van 5 jaar vanaf de datum van de notariële aankoopakte indien deze dateert van na 1 januari 2023) is dus van toepassing.
- Ook de renovatieplicht voor niet-residentiële gebouwen is doorgaans niet van toepassing op kleine recreatieve verblijfseenheden zoals stacaravans of kleine chalets.
6. Rechtsgevolg van de vermelding in de notariële akte
De verwijzing van de notaris in de akte naar de Vlaamse renovatieverplichting is louter informatief. Zij heeft geen constitutief rechtsgevolg en creëert op zichzelf geen verplichting. De vermelding dient als bewijs dat de koper werd geïnformeerd over het bestaan van de regeling.
7. Aangekondigde wijzigingen van de renovatieplicht
In het Vlaamse regeerakkoord 2024-2029 zijn wijzigingen van de renovatieplicht aangekondigd. De renovatieplicht wordt beperkt tot op het huidige niveau van label D. Het verdere verstrengingspad (dat gepland was vanaf 2028, zie hierboven onder punt 2) wordt afgeschaft. De wetgeving moet echter nog worden aangepast. Dat wil zeggen dat, zodra binnenkort het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel het Energiebesluit 9.3.4 is aangenomen en in werking treedt, voor alle residentiële gebouwen – dus ook voor vakantiewoningen – geldt dat ze, wanneer een eigenaar ze verwerft ingevolge een akte die dateert van 1 januari 2023 of later, binnen zes jaar na die akte moeten voldoen aan EPC waarde D (dus bijvoorbeeld minimale dakisolatie, dubbele beglazing, dichting van kieren en spleten, eventueel verwarmingsketel met hoog rendement, e.d.). Van verdere verstrenging naar EPC labels C, B en uiteindelijk A, is dan dus geen sprake meer.
Momenteel wordt nog onderzocht of de overeengekomen wijziging in het regeerakkoord niet in strijd is met de Europese klimaatverplichtingen. Als compromis wordt een verstrenging van de handhavingsregels voorgesteld (strengere controle en boetes bij niet-naleving). TWERES volgt dit verder op.
8. Aanbeveling
Indien u desondanks nog twijfelt, adviseren we u om:
- Een schriftelijke bevestiging bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) te vragen of uw vakantiewoning onder de renovatieverplichting valt. (https://www.vlaanderen.be/veka)
- In geval van een toekomstig geschil de ruimtelijke bestemming en juridische definities te gebruiken als bewijsgrond.