Hof van beroep te Gent wijzigt haar standpunt over tweedeverblijfbelasting in Koksijde: de belasting wordt in strijd met het gelijkheidsbeginsel bevonden

Op 6 februari 2024 heeft het Hof  van beroep haar arrest geveld in een procedure gevoerd door een echtpaar tweedeverblijvers dat in april 2022 uitzonderlijk in eerste instantie in het gelijk werd gesteld. Vrijwel altijd worden tweedeverblijvers in deze procedures namelijk door de rechter in eerste aanleg te Brugge in het ongelijk gesteld. De rechter die normaliter zetelt in deze zaken, was echter die keer afwezig en vervangen door een collega. Die laatste velde een vonnis waarin de gemeentebelasting onwettelijk werd bevonden. Koksijde was daartegen in beroep gedaan en heeft nu in deze zaak ongelijk gekregen.

Het Hof oordeelt nu dat het belastingreglement op tweede verblijven van Koksijde  in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod voorzien in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het uitgangspunt van het hof in zijn arresten van 31 oktober  en van 21 november 2023) wordt op overtuigende wijze weerlegd door de stukken neergelegd door de tweedeverblijvers in het geding. Het hof komt hiermee dan ook terug op deze arresten, waarin de gemeente Koksijde in het gelijk werd gesteld.  Nieuwe argumenten, aangebracht door de tweedeverblijvers (die in deze zaak optraden zonder bijstand van een advocaat), hebben het Hof ertoe gebracht haar standpunt te herzien.

Het Hof van beroep oordeelt nu dat de verantwoording die de gemeente Koksijde hanteert in het belastingreglement, m.n. de bescherming van het residentieel wonen in de gemeente, de verhoging van de permanente bewoning en het aantrekken van meer inwoners, niet redelijkerwijze aanneembaar is. Volgens het  Hof is deze verantwoording van de gemeente  geen reden om de vaste inwoners en de tweedeverblijvers als niet vergelijkbaar te beschouwen en een verdere toetsing aan het gelijkheidsbeginsel uit te sluiten. Het Hof oordeelt daarom dat deze verantwoording het invoeren van een verschillend fiscaal stelsel tussen vaste inwoners die kunnen genieten van het 0%-tarief van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, enerzijds, en tweedeverblijvers die onderworpen zijn aan de tweedeverblijftaks, anderzijds, niet objectief kan verantwoorden.

In het arrest van 6 februari 2024 staat verder dat de doelstelling van de gemeente om in een compensatie te voorzien voor de investeringen die de gemeente, gelet op de prijsdruk op de woonmarkt veroorzaakt door de instroom van tweedeverblijvers en het feit dat er nauwelijks woongelegenheden beschikbaar zijn voor de woninghuurmarkt, moet doen in sociale en betaalbare woningen geen afdoende verantwoording is om de belasting enkel ten laste te leggen van de eigenaars van tweede verblijven .

Evenmin kan, aldus het Hof van beroep,  het argument dat de belasting verantwoord is als een forfaitaire weeldebelasting op het gebruik van een luxegoed als overtuigend worden beschouwd.

In arrest leest men, tenslotte ook nog: “De tweedeverblijvers worden in concreto gediscrimineerd. Zij vallen immers onder het toepassingsgebied van het belastingreglement daar waar personen die zich, gelet op het eigenlijke doel van de belasting, in een gelijke situatie bevinden in feite niet aan een dergelijke belasting onderworpen zijn”.

 

Een arrest van het Hof van beroep te Gent over belasting op tweede verblijven geeft Koksijde gelijk

Het Hof van beroep te Gent heeft in een arrest van 31 oktober 2023 de gemeente Koksijde onverwacht gelijk gegeven in een bezwaarprocedure tegen de hoge gemeentebelasting op tweede verblijven.

De zaak ging over een bezwaar dat door tweedeverblijvers uit Namen was ingediend tegen de aanslag van het jaar 2020. Na de verwerping ervan door de gemeente hadden ze via onze vereniging een gerechtelijke procedure gestart met het argument dat het gemeentelijk belastingreglement in Koksijde strijdig is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Zoals gewoonlijk is dat argument in eerste aanleg verworpen en hebben de tweedeverblijvers daartegen hoger beroep aangetekend. Dat beroep is, tegen alle verwachtingen in, door het Hof verworpen.

Die beslissing is zeer verrassend. Op verschillende argumenten die zijn aangevoerd, antwoordt het Hof het omgekeerde van wat in eerdere arresten werd beslist. Die bocht van 180 graden is des te meer verwonderlijk omdat de samenstelling van het Hof niet veranderd is (het arrest werd geveld door een alleen zetelende raadsheer).

Samengevat zegt het Hof dat de gemeente Koksijde gerechtigd is om een belasting te heffen op eigenaars van tweede verblijven om zodoende niet enkel financiële middelen te verzamelen voor woningbouw ten voordele van residentiële bewoners, maar ook om het gebruik van bestaande woningen als tweede verblijf te ontraden en residentiële bewoning aan te moedigen.

Op het argument van de tweedeverblijvers, dat de hoge opbrengst van die belasting aan de gemeente ook toelaat om de eigen inwoners bijna volledig vrij te stellen van gemeentebelasting, wordt door het Hof geantwoord dat de gemeente onderscheiden categorieën van belastingplichtigen aan een verschillende belasting mag onderwerpen zonder daardoor het gelijkheidsbeginsel te schenden. Een schending van het gelijkheidsbeginsel veronderstelt namelijk dat de bijdrage van onderscheiden categorieën van belastingplichtigen aan de realisatie van eenzelfde doelstelling onevenredig zou zijn. De belasting op tweede verblijven in de gemeente Koksijde is, volgens het Hof, enkel bedoeld om het residentieel wonen te stimuleren.

Het arrest toetst vervolgens enkel nog de rechtmatigheid en ook de hoogte van de belasting op tweede verblijven aan de beoogde doelstelling, (de bevordering van het residentieel wonen). Volgens het arrest kan men niet zeggen dat er tussen de belasting op tweede verblijven en de beoogde doelstelling geen redelijke en evenredige verhouding zou bestaan. Het Hof vindt de belasting daarom rechtmatig en niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Op het argument dat de (zeer hoge) belasting op tweede verblijven de facto een compensatie is voor de (zeven maal lagere) “algemene gemeentebelasting” die door de vaste inwoners moet worden betaald, antwoordt het Hof in eerste instantie het volgende: “Het nieuw belastingreglement op tweede verblijven wordt niet verantwoord als compensatoire bijdrage in de gemeentelijke dienstverlening”. Dat lijkt in strijd met de tekst van dat reglement vermits daarin staat dat de belasting op tweede verblijven nodig is omdat “de gebruikers van de tweede verblijven bij gebrek aan permanente bewoning niet bijdragen in de algemene gemeentebelasting”. Is de ene (hoge) belasting dan toch geen compensatie voor de andere (zevenmaal lagere) belasting?

Verderop in het arrest leest men “dat bij het vastleggen van de belasting op tweede verblijven rekening is gehouden met de algemene gemeentebelasting en dat ook de eigenaars van tweede verblijven moeten bijdragen aan de algemene bestuurlijke uitgaven van de gemeente, net zoals de vaste inwoners dat via de algemene gemeentebelasting moeten doen”. Op dit punt geeft het Hof toe dat de belasting op tweede verblijven minstens voor een deel ook bedoeld is om de algemene bestuurlijke uitgaven van de gemeente te dekken. Dat lijkt een zwak punt in de redenering van het Hof. De vraag of de bijdrage aan die algemene bestuurlijke uitgaven van respectievelijk de vaste inwoners en de eigenaars van tweede verblijven al dan niet in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel wordt door het Hof namelijk niet onderzocht. En dat was nu net het belangrijkste argument dat door de tweedeverblijvers werd aangevoerd.

Het Hof gaat verder niet in op het argument dat het betwiste belastingreglement op uiteenlopende en tegenstrijdige motieven is gesteund. Naast het motief betreffende het woonbeleid en de bevordering van vaste bewoning, vermeldt het reglement ook dat de belasting op tweede verblijven “bovenal een weeldetaks is op het gebruik van een woning waarin men niet gedomicilieerd is”. Het argument dat de belasting dan op de gebruiker van de woning diende geheven te worden en niet op de eigenaar ervan, vermits die niet de drager is van de belaste weelde, wordt door het Hof evenmin geantwoord.

De conclusie is dus dat het arrest van 31 oktober 2023 betwistbaar lijkt. Sommigen hebben al beweerd dat het Hof van beroep met het negatief arrest over Koksijde de deur wil sluiten voor de vloed van honderden beroepsprocedures waarmee ze dreigen geconfronteerd te worden. Dergelijke speculaties – ook over andere factoren die bij de zetelende rechter kunnen hebben meegespeeld – helpen ons natuurlijk niet verder. Samen met de advocaten en ook met andere juridische experts, bestuderen we daarom op dit moment het arrest om te bekijken of een voorziening in cassatie een kans op slagen heeft. Indien het antwoord daarop positief is, ligt alles terug open. .

Voor tweedeverblijvers in Koksijde heeft het arrest voorlopig geen gevolgen voor de bezwaarprocedures tegen de gemeentebelasting op “toeristische verblijfplaatsen”. Daarop is de redenering van het Hof van beroep (domiciliëring stimuleren) niet van toepassing. Het arrest heeft uiteraard ook geen enkel gevolg voor de bezwaarprocedure tegen de gemeentebelasting in Knokke-Heist. Die is namelijk reeds door het Hof onwettelijk bevonden. Voor De Panne moeten we wachten op het resultaat van de eerste beroepsprocedures tegen de aanslag van 2020. Wanneer de eerste arresten daarover geveld zullen worden, is ons niet bekend. Voor de zaken over de gemeentebelasting in De Panne die via TWERES zijn ingeleid, moet zeker nog minstens een jaar worden gewacht.

Herziening van de kadastrale huurwaarde van uw tweede verblijf in Frankrijk vanaf 2026

De Franse regering is al enkele jaren aan het sleutelen aan de fiscaliteit met de bedoeling om het belastingstelsel te vereenvoudigen. Zoals bekend is (was?) ook onze Belgische federale regering dat van plan.

Frankrijk kent twee soorten belastingen op onroerend goed: de immobiliënbelasting (“taxe foncière”) en de woonbelasting (“taxe d’habitation”). Terwijl de eerste moet worden betaald door de eigenaars van bebouwde eigendommen, heeft de tweede alleen betrekking op de bewoner van een woning. Een Belgische eigenaar van een tweede verblijf in Frankrijk die deze woning zelf bewoont, betaalt dus zowel immobiliënbelasting als woonbelasting.

Beide belastingen – en ook de belasting op de huisvuilophaling – zijn gebaseerd op de kadastrale huurwaarde, d.w.z. de theoretische huur die het onroerend goed zou kunnen opbrengen als het zou worden verhuurd. Die huurwaarde moet vervolgens met de verschillende belastingtarieven van de gemeente worden verrekend. De huurgrondslagen, die afhangen van een groot aantal factoren zoals de geografische ligging van de woning of de kenmerken ervan (oppervlakte, aantal kamers, enz.), worden nog steeds vastgesteld op basis van een evaluatie van de huurmarkt in 1970. Met uitzondering van een herwaardering op departementaal niveau in 1980, zijn deze waarden sindsdien nooit herzien en wordt elk jaar op nationaal niveau een uniforme actualiseringscoëfficiënt toegepast. Ze zijn nu dus volledig achterhaald, omdat ze voorbijgaan aan de veranderingen die de afgelopen 50 jaar hebben plaatsgevonden. Ook dit fenomeen, lineaire indexering van het kadastraal inkomen zonder rekening te houden met gewijzigde omgevingsfactoren,  lijkt sterk op de Belgische situatie.

Om hieraan te verhelpen voorzag de Franse begrotingswet voor 2020 in een herziening van deze waarden op basis van de huurprijzen die in 2023 op de huurmarkt worden waargenomen. Daartoe geven de verhuurders aan de belastingdienst de gegevens op van elk van hun eigendommen, met inbegrip van de aangerekende huurprijzen. Vanaf 2026 wordt een herziene huurwaarde toegepast op alle eigendommen. Ook Belgische eigenaars van een onroerend goed in Frankrijk, ongeacht of ze dat goed al dan niet verhuren of zelf – permanent of als tweede verblijf –  bewonen, zullen vanaf dat jaar hun immobiliënbelasting en, desgevallend, hun woonbelasting op basis van een nieuwe kadastrale huurwaarde betalen.

Een toeslag op je tweede verblijf in Frankrijk al in 2023?

Op kortere termijn is er echter voor tweedeverblijvers in Frankrijk een andere wijziging belangrijk op fiscaal vlak.

Zoals de meeste van onze leden, eigenaars van een tweede verblijf in Frankrijk,  weten, wordt daar vanaf 2023 de woonbelasting op eerste woningen afgeschaft. Wie permanent in Frankrijk resideert, betaalt dan geen woonbelasting meer. Deze belasting blijft alleen nog van toepassing op tweede woningen (ongeacht de nationaliteit van de eigenaar). Bovendien voorziet een wijziging van de nationale begroting voor 2023 in het recht van burgemeesters om een toeslag op alle tweede woningen te heffen als hun gemeente in een “spanningszone” ligt. Momenteel is een dergelijk toeslag enkel mogelijk  in een agglomeratie met ten minste 50.000 inwoners. Met deze wijziging zullen burgemeesters van alle gemeenten in  zogenaamde “spanningszones” , ook die buiten de agglomeraties,  een toeslag op de woonbelasting van de bewoners van tweede woningen kunnen heffen. Het aantal van deze gemeenten wordt geschat op 5000.

Dit betekent niet dat al deze 5000 gemeenten zich zullen haasten om deze “overbelasting” te heffen op hun tweedeverblijvers. Burgemeesters mogen zelf beslissen of ze deze extra belasting, die varieert van +5% tot +60% (!), al dan niet toepassen. Onze ervaring in België leert ons echter dat gemeentebesturen geneigd zijn om eigenaars van een tweede verblijf meer lokale belastingen te laten betalen om vaste inwoners die in de gemeente wonen (en stemmen) te bevoordelen.

Vraagt u zich af of uw tweede verblijf in één van die 5000 gemeenten ligt? Het gaat voornamelijk over gemeenten in Ile-de-France, Provence-Alpes-Cote d’Azur en Corsica. Maar ook aan de kust, een beetje in Normandië, veel meer in het zuiden van Bretagne, aan de Atlantische kust, en natuurlijk aan de hele Middellandse Zeekust. Als u wilt weten of u mogelijk bent getroffen, kunt u terecht op deze officiële website van de Franse overheid en typt u de naam in van de gemeente waar uw huis of appartement zich bevindt.

Bezwaarprocedures tegen gemeentebelasting op tweede verblijf: stand van zaken (juli 2022)

Samenvatting van dit bericht

Bezwaarschriften tegen de gemeentebelasting op tweede verblijven in De Panne, Knokke-Heist en Koksijde worden bijna altijd verworpen, zowel door de colleges van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente als door de rechtbank in eerste aanleg te Brugge. Daarom betaalt u aan TWERES van bij het begin een forfaitair bedrag dat ook de procedure voor het hof van beroep te Gent dekt. De kans op een gunstige afloop voor het hof van beroep is zeker niet kleiner geworden. Integendeel, de argumenten waarmee de gemeenten momenteel gelijk halen in eerste aanleg, zijn allemaal al eerder in hoger beroep verworpen. In tegenstelling tot wat door sommige kranten en ook door de regionale zender FOCUS TV is verspreid, hebben de gemeenten nog nooit in deze kwestie van het hof van beroep gelijk gekregen.

Wie voor 2022 nog geen procedure heeft gestart, kan dat nog doen tot drie maanden na de datum van verzending van de uitnodiging tot betaling van de belasting. Dat is ook nog mogelijk indien men intussen reeds de belasting heeft betaald. Lees voor meer details de uitleg op onze website onder https://tweres.be/actie-gemeentebelasting/.

Voor wie interesse heeft in meer details, volgt hieronder nadere uitleg.

Wachten op eerste arresten van het hof van beroep over de huidige belastingreglementen

Er zijn via TWERES tot nu toe (juli 2022) ongeveer 650 bezwaarprocedures ingeleid tegen de belasting op tweede verblijven in vier kustgemeenten (De Panne, Knokke-Heist, Koksijde en Middelkerke) . Al deze procedures hebben betrekking op de belasting die deze gemeenten heffen ingevolge de belastingreglementen die ze hebben uitgevaardigd in december 2019 voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2024. Over deze (on)wettelijkheid van deze belastingreglementen heeft het hof van beroep te Gent zich nog niet uitgesproken. De bestaande rechtspraak van het hof, slaat op de belastingreglementen van december 2014, voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019. Er wordt nu dus met spanning gewacht op de eerste arresten van het hof van beroep te Gent over de huidige belastingreglementen van december 2019. De gemeenten hebben namelijk hun belastingreglementen op dat moment gewijzigd, in de hoop dat deze wijzigingen de rechtspraak zullen omkeren in het nadeel van de eigenaars van tweede verblijven. De eerste arresten in hoger beroep worden verwacht in de zomer of herfst van 2023.

Waarom krijgen we ongelijk in eerste aanleg?

Dat we van de rechter in eerste aanleg meestal ongelijk krijgen, heeft ons niet verrast. In België is een rechter in eerste aanleg in principe niet gebonden door een uitspraak in hoger beroep. Elke rechter mag over een zaak die haar of hem wordt voorgelegd, een eigen oordeel vellen. Het feit dat dit oordeel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de raadsheren in hoger beroep zal worden gevolgd, belet dit niet. De rechtbank te Brugge heeft ook zelfs met betrekking tot de belastingreglementen voor de aanslagjaren 2015-2019, eerdere arresten van het hof van beroep genegeerd waarin deze belastingreglementen ongrondwettelijk werden bevonden. De kans dat de gemeenten uiteindelijk ook in hoger beroep gelijk krijgen, is echter, met uitzondering van Middelkerke, zeer klein. De argumenten die de gemeenten in eerste aanleg naar voren schuiven met betrekking tot hun gewijzigde belastingreglementen, zijn namelijk eerder al door het hof van beroep verworpen. Het gaat hier over vrij complexe juridische redeneringen die we echter in dit bericht zo klaar mogelijk proberen uit te leggen.

Argumenten van de gemeenten en beoordeling in hoger beroep

De gemeentebelasting op tweede verblijven wordt door de gemeenten in het algemeen verantwoord op basis van vier argumenten. Alle vier zijn ze door het hof van beroep verworpen.

In haar arrest van 24 december 2019 over het gemeentereglement van De Panne voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019, besliste het hof van beroep het volgende:

“Een verschillende fiscale behandeling ten aanzien van bepaalde categorieën van belastingplichtigen is toegelaten voor zover daarvoor een redelijke en objectieve verantwoording bestaat. Die verantwoording ontbreekt in het geval van de belasting op wooneenheden zonder domicilie want:

  • De belasting op wooneenheden zonder domicilie is geen compensatie voor het gebruik van gemeentelijke infrastructuur en diensten, vermits de vaste inwoners geen aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting betalen hoewel ze minstens evenveel van die infrastructuur en diensten gebruik maken;
  • De stijging van de vastgoedprijzen op de woningmarkt wordt niet enkel veroorzaakt door de tweede verblijven, maar wordt beïnvloed door veel factoren zoals de geografische ligging, de omvang van de handel en economie, de aanvullende gemeentebelasting (of het ontbreken ervan), en de infrastructuur. De prijs op de woningmarkt is tevens afhankelijk van het aantal personen dat in de gemeente wil wonen, ongeacht of die zich daar domiciliëren of niet.
  • De bescherming van het residentieel wonen en het vergroten van de sociale cohesie kunnen in redelijkheid de verschillende fiscale behandeling niet legitiem verantwoorden. Er kan niet zonder meer worden aangenomen dat het gebruik van een woning als tweede verblijf een remmende impact zou hebben op de sociale cohesie binnen de gemeente. Sociale cohesie wordt bereikt via participatie. Dit is persoonsgebonden en niet afhankelijk van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente.
  • Dat de belasting een forfaitaire weeldebelasting zou zijn, verantwoordt het onderscheid evenmin. Waar het bezitten van een tweede onroerend goed desgevallend als een teken van weelde kan worden beschouwd, is dit niet het geval voor het criterium dat dit onroerend goed al dan niet bewoond wordt door een vaste inwoner van De Panne”.

Bijgevolg werd de gemeentebelasting in De Panne op “wooneenheden zonder domicilie” door het hof van beroep in strijd bevonden met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Een aantal van deze argumenten van De Panne werden in een ander arrest van het hof van beroep van 1 oktober 2019 ook verworpen in verband met de gemeentebelasting op toeristische verblijfplaatsen (tweede verblijven in vakantieverblijfsparken).

Sindsdien heeft het hof van beroep al tientallen arresten uitgesproken in dezelfde zin, niet enkel betreffende De Panne maar ook betreffende Koksijde en Knokke-Heist. Voor Koksijde kan vooral verwezen worden naar het arrest van 8 juni 2021. Daarin worden de vier hogervermelde argumenten van de gemeente opnieuw en op grond van een nog uitvoerigere motivering verworpen. Het hof verwerpt in dat arrest ook een bijkomend vijfde argument van de gemeente Koksijde, namelijk dat ook tweede verblijven van vaste inwoners in de gemeente worden belast. Het hof vindt dat argument niet pertinent omdat het niet verklaart waarom een fiscaal onderscheid gemaakt wordt tussen woningen die bewoond worden door vaste inwoners en woningen die bewoond worden door tweedeverblijvers.

Waar staan we nu met de bezwaarprocedures in De Panne?

Ondanks het feit dat het hof van beroep nu al herhaaldelijk beslist heeft dat het belastingreglement van De Panne van december 2014 in strijd is met de grondwet, heeft de gemeente, raar genoeg, haar belastingreglement in 2019 niet substantieel aangepast. Er zijn hoogstens wat kleine wijzigingen aan de gebruikte terminologie aangebracht. Daarnaast heeft de gemeente de belasting op “wooneenheden zonder domicilie” die gelegen zijn in een recreatiegebied gehalveerd. Veel bezwaarschriften werden namelijk ingediend door tweedeverblijvers in die recreatiezones. De gemeente hoopt nu dat het aantal bezwaarschriften daarmee zal verminderen. Bovendien rekent de gemeente erop dat de berichten in de pers over de vonnissen in eerste aanleg – waarbij De Panne gelijk haalde – veel eigenaars van tweede verblijven in woonzones zullen afschrikken om nog een bezwaarprocedure te starten. Zo hoopt de gemeente het aantal bezwaarschriften opnieuw te kunnen reduceren tot enkele tientallen, met gering effect op de fiscale inkomsten.

Wat staat er in de vonnissen in eerste aanleg over De Panne?

Hieronder voegen we een uittreksel uit het vonnis van de rechter in eerste aanleg over de belasting op “wooneenheden zonder domicilie” in De Panne. De rechter oordeelt in dat vonnis van 7 juni 2022 het volgende:

“Onderhavige belasting werd ingevoerd vanuit een dubbele doelstelling. Het hoofddoel is van financiële aard. Daarnaast werden met de invoering ook nevendoelstellingen (nl. algemeen en breder woonbeleid, forfaitaire weeldebelasting) nagestreefd.

De belasting op de wooneenheden zonder domiciliëring maakt geen onderscheid tussen de vaste inwoners van de gemeente De Panne en de niet-inwoners (zijnde de eigenaars van wooneenheden zonder domicilie in de gemeente De Panne) gezien deze belasting ook verschuldigd is door de vaste inwoners die een tweede verblijf bezitten op het grondgebied van de gemeente..De belastingplicht geldt dus ongeacht of iemand is ingeschreven in de bevolkingsregisters.

Het toepasselijke belastingreglement van 13.05.2019 is nadrukkelijk gericht op het realiseren van het woonbeleid van de gemeente. Men wil het residentieel wonen beschermen door de druk van de vele tweede verblijven te verlagen en zo een boeiend en coherent sociaal leven in de dorpen te behouden en te vermijden dat men er geconfronteerd wordt met woningen die langere tijd onbewoond zijn. In tegenstelling tot de eigen ingezetenen van de gemeente, dragen de tweede verblijvers niet op een duurzame wijze bij aan de sociale cohesie binnen de gemeente gelet op hun sporadische aanwezigheid in de gemeente. De al dan niet inschrijving in het bevolkingsregister is een objectief, relevant en pertinent criterium om te bepalen of een woongelegenheid bijdraagt tot een sociale cohesie binnen de dorpskernen van de gemeente. Met een dergelijke verantwoording verliest het feit dat de eigen inwoners van de gemeente geen aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting moeten betalen elk belang. De belasting op de wooneenheden zonder domiciliëring heeft immers niets te maken met een compensatie voor het feit dat inwoners via de AGPB fiscaal bijdragen voor diensten waarvan tweede verblijvers ook genieten.

Verder is de bestreden belasting een forfaitaire weeldebelasting op het gebruik van een luxegoed die wordt geheven ongeacht het globaal belastbaar inl<omen van de belastingplichtige, zodat er geen ongeoorloofd en onredelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de tweede verblijvers en de eigen ingezetenen van de gemeente.

Tenslotte dient ook te worden opgemerkt dat de belasting op de wooneenheden zonder domiciliëring krachtens artikel 3 van het betrokken belastingreglement niet alleen verschuldigd is door de natuurlijke personen , maar ook door de feitelijke of rechtspersonen die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar zijn van een wooneenheid zonder domicilie.

Verder geeft het grote aantal tweede verblijvers aanleiding tot hoge kosten inzake veiligheid. Er zijn verder ook kosten verbonden aan het onderhoud van het openbaar domein, in het bijzonder aan het strand en de zeedijlk, een zone waar heel veel tweede verblijvers aanwezig zijn. De gemeente zorgt er bovendien voor dat er extra huisvuilophalingen zijn in piekmomenten en levert meer inspanningen om het openbaar domein te verfraaien zodat de tweede verblijvers kunnen verblijven in een aangename, veilige en propere gemeente. De kostprijs voor de inzameling van afval tijdens de vakanties is hoger dan tijdens de andere periodes. Verder worden ook grote inspanningen geleverd om de gemeente op cultureel, sportief en toeristisch vlak op een hoog niveau te houden. De financiering van o.a. deze meerkosten worden opgevangen door de belasting op de wooneenheden zonder domiciliëring.

In het licht van het doel van de belasting zou het manifest onredelijk zijn om alle inwoners van de gemeente De Panne te gaan belasten. Het onderscheidend criterium waarbij enkel degene worden belast die eigenaar zijn van een wooneenheid zonder domiciliëring in de gemeente De Panne is echter wel verantwoord in het licht van het doel en de aard van de belasting.

Tenslotte werd de bestreden belasting ook ingevoerd om het beschermen en het verhogen van het aanbod betaalbare woningen en gronden voor eigen bewoners te beschermen. De instroom van tweede verblijvers zorgt immers voor prijsverhogingen op de woonmarkt en hogere kadastrale inkomens zodat de gemeente genoodzaakt is om te investeren in sociale en betaalbare woningen.”

Besluit: wie dit vonnis aandachtig leest, zal merken dat alle argumenten die door de rechter in eerste aanleg worden aanvaard (nl. het feit dat ook gedomicilieerde eigenaars van tweede verblijven de taks moeten betalen, hogere kosten voor o.m. huisvuilophaling, woonbeleid, sociale cohesie, luxetaks), door het hof van beroep te Gent eerder al werden verworpen.

Waar staan we met de bezwaarprocedures in Knokke-Heist?

Ook in Knokke-Heist is het belastingreglement nauwelijks gewijzigd. De kansen op succes van een bezwaarprocedure blijven voor deze gemeente ongewijzigd. Er zijn ons nog geen vonnissen in eerste aanleg bekend.

Waar staan we met bezwaarprocedures in Koksijde?

In tegenstelling tot De Panne en Knokke-Heist, heeft Koksijde haar belastingreglement in 2019 op sommige punten aangepast om te vermijden dat het opnieuw door het hof van beroep als ongrondwettelijk zou worden beschouwd. De gemeente heeft de milieubelasting die voordien zowel door vaste inwoners als door tweedeverblijvers verschuldigd was, afgeschaft. In de plaats daarvan wordt vanaf 1 januari 2020 aan de vaste inwoners een “algemene gemeentebelasting” gevraagd. Die belasting werd voor 2020 op 168 EUR per gezin vastgesteld (momenteel, in 2022, 174 EUR). Tegelijk wordt de belasting op tweede verblijven gehandhaafd op hetzelfde bedrag als voordien maar vanaf 1 januari 2020 geïndexeerd. Voor 2022 bedraagt die belasting op tweede verblijven 1.215 EUR (1.027 EUR voor een studio). Dat is ongeveer zeven maal het bedrag van de zogenaamde “algemene gemeentebelasting” die in de plaats van de vroegere milieubelasting door de vaste inwoners moet worden betaald.

Belangrijk is verder dat de gemeente Koksijde in haar motivering voor de hoge belasting op tweede verblijven het argument van het compensatoir karakter heeft laten vallen. De andere argumenten – woonbeleid, sociale cohesie, weeldebelasting en gelijke behandeling met vaste inwoners-eigenaars van een tweede verblijf – blijven behouden;

Wat staat er in de vonnissen in eerste aanleg over Koksijde?

Ondertussen zijn de eerste vonnissen in eerste aanleg over de bezwaarprocedures tegen de aanslag van 2020 geveld. Zoals verwacht, worden de tweedeverblijvers in het ongelijk gesteld. De rechter aanvaardt de motivering van de gemeenten en oordeelt:

“Het is duidelijk dat niet enkel de eigenaars van tweede verblijven worden belast. De gemeente heft ook een belasting op toeristische verblijfplaatsen gelegen in zones voor verblijfsrecreatie en het exploiteren van toeristische logies.

Daarnaast zijn alleenstaanden en gezinnen die op 1 januari van het aanslagjaar ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister van de gemeente, sinds het aanslagjaar 2020 onderhevig aan een algemene gemeentebelasting.

Het belastingreglement van 16.12.2019 op tweede verblijven is niet ingegeven omwille van het feit dat de eigenaar van het tweede verblijf voordeel haalt uit de gemeentelijke dienstverlening en hier dus ook toe zal moeten bijdragen.

Het toepasselijke belastingreglement van 16.12.2019 is nadrukkelijk gericht op het realiseren van het woonbeleid van de gemeente en het heffen van een belasting op weelde.

Een belangrijk motief voor de belasting betreft inderdaad het verhogen van het aantal inwoners in de gemeente.

De belasting is niet ingevoerd als compensatie voor de bijdragen waarvoor de inwoners van de gemeente zorgen, maar op basis van een woonbeleidsplan waarbij de gemeente wil vermijden dat woongelegenheden lange tijd leeg staan en voor het behoud van een boeiend en coherent sociaal leven. Het criterium van de (al dan niet) inschrijving in het bevolkingsregister is een objectief, relevant en pertinent criterium om te bepalen of een woongelegenheid bijdraagt tot een sociale cohesie binnen de dorpskernen van de gemeente.

Met betrekking tot de weeldebelasting dient te worden gesteld dat het hebben van een tweede verblijf betekent dat men over voldoende middelen beschikt om dergelijk onroerend goed te verwerven en er het genot van te hebben. Overigens dient te worden benadrukt dat ook inwoners van de gemeente Koksijde die over een tweede verblijf beschikken op het grondgebied van de gemeente eveneens aan de belasting op tweede verblijven worden onderworpen.

Daar waar het belastingreglement van 16.12.2019 op de tweede verblijven wordt gemotiveerd als een heffing op weelde die het gebruik van een luxegoed belast en geenszins een compensatoir karakter heeft, is de algemene gemeentebelasting ingegeven om de kwaliteit van de dienstverlening van de gemeente Koksijde optimaal te houden. Bijgevolg heeft laatst vermeld reglement een compensatoir karakter.

Gelet op de afwezigheid van vergelijkbaarheid tussen vaste inwoners en tweede verblijvers, moet er bij het bepalen van het tarief van de belasting op tweede verblijven geen rekening worden gehouden met het tarief van de algemene gemeentebelasting.

Bovendien staat het de gemeente vrij om, op grond van de in artikel 170 §4 van de grondwet vastgelegde gemeentelijke fiscale autonomie, het tarief of de tariefstructuur in elk van haar belastingreglementen te bepalen.”

Wie de geciteerde tekst hierboven aandachtig heeft gelezen, komt onvermijdelijk tot het besluit dat de rechter in eerste aanleg vier argumenten van de gemeente Koksijde aanvaardt, die net alle vier uitdrukkelijk door eerdere arresten van het hof van beroep verworpen werden.

Het is daarnaast eigenaardig dat de rechter in eerste aanleg ook nog vermeldt dat men de “algemene gemeentebelasting” niet tegenover de belasting op tweede verblijven mag zetten omdat het over twee afzonderlijke belastingen met gescheiden doelstellingen gaat. Dat argument leidt echter eerder tot het besluit dat de invoering van de algemene gemeentebelasting de ongelijke fiscale behandeling tussen vaste inwoners en tweedeverblijvers niet opheft.

Om die redenen valt het dan ook te verwachten dat de negatieve vonnissen in eerste aanleg door het hof van beroep hervormd zullen worden. De uiteindelijke kansen op succes zijn dus zeker niet kleiner geworden, eerder integendeel.

Wat adviseert TWERES aan haar leden?

In de volgende maanden zullen voor Koksijde, De Panne en Knokke-Heist identieke negatieve vonnissen in eerste aanleg binnensijpelen. Uiteraard zullen de meeste tweedeverblijvers beslissen om daartegen in hoger beroep te gaan. Indien de vonnissen in eerste aanleg de gemeente in het ongelijk hadden gesteld, zouden de gemeenten overigens zelf hoger beroep aantekenen. Een beroepsprocedure ligt dus voor de hand.

Berusting in de beslissing van de rechter in eerste aanleg heeft weinig zin. De tweedeverblijver die in het ongelijk gesteld wordt, moet dan niet enkel de belasting betalen waartegen bezwaar werd ingediend, maar daarbovenop een rechtsplegingsvergoeding van 560 EUR aan de tegenpartij. Wie via TWERES de bezwaarprocedure heeft ingeleid, heeft bovendien reeds de kosten voor de procedure in hoger beroep betaald. U betaalt dus geen euro méér aan TWERES of aan de advocaten indien u de procedure verderzet in hoger beroep.

Het risico dat de bezwaarprocedures tegen de gemeentebelasting van 2020 en de daaropvolgende jaren tot 2024 slecht zullen aflopen, is al bij al zeer klein. Absolute zekerheid op succes kan in gerechtelijke procedures natuurlijk nooit gegarandeerd worden. Daarom zullen de advocaten ook proberen om het bijkomend financieel risico voor de verliezende partij in hoger beroep te vermijden. De advocaten van beide partijen moeten daarvoor akkoord gaan om slechts met één dossier de beroepsprocedure te voeren. Voor alle andere identieke dossiers wordt dan het resultaat van de voorbeeldprocedure door beide partijen aanvaard. Er is dan ook maar voor één dossier een rechtsplegingsvergoeding verschuldigd. Doorgaan in hoger beroep kost u, indien dat lukt, uitsluitend enkele bijkomende jaren geduld.

De eerste procedures in hoger beroep tegen de aanslag van 2020 – en dus de eerste procedures betreffende het belastingreglement van december 2019 – zijn recent gestart. Ze zullen waarschijnlijk twaalf à veertien maanden in beslag nemen want de gerechtelijke achterstand bij het hof van beroep te Gent is beperkt. We moeten, met andere woorden, minstens tot de zomer van 2023 wachten op de eerste arresten over de bezwaarprocedures die via TWERES zijn ingeleid tegen de aanslag van 2020. Die eerste arresten zullen richtinggevend zijn voor alle andere bezwaarprocedures tegen de belasting op tweede verblijven in de betrokken gemeenten.

Mag De Panne haar gemeentebelasting op tweede verblijven dan toch handhaven?

In verschillende kranten verscheen het bericht dat een rechter in Brugge heeft beslist dat De Panne haar gemeentebelasting op tweede verblijven mag handhaven omdat die belasting in het nieuwe belastingreglement van de gemeente als een weeldetaks wordt gekwalificeerd. Gelijkaardige vonnissen zijn eerder al door dezelfde rechtbank geveld met betrekking tot Koksijde. TWERES, de belangenvereniging van tweedeverblijvers, heeft die vonnissen ondertussen bekeken en adviseert haar leden om daartegen zeker in hoger beroep te gaan. Alle motieven die de rechter in Brugge aanhaalt, zijn immers al door het hof van beroep herhaaldelijk verworpen.

In België is een rechter in eerste aanleg in principe niet gebonden door een uitspraak in hoger beroep. Elke rechter mag over een zaak die haar of hem wordt voorgelegd, een eigen oordeel vellen. Het feit dat dit oordeel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de raadsheren in hoger beroep zal worden gevolgd, belet dit niet. De bezwaarprocedures tegen de gemeentebelasting op het bezit van een tweede verblijf in De Panne, Knokke-Heist en Koksijde, bieden daarvan een mooie illustratie.

In die bezwaarprocedures aanvaardt de rechter in eerste aanleg stuk voor stuk argumenten die in eerdere rechtspraak door het hof van beroep zijn verworpen. Altijd gaat het over bezwaar tegen het feit dat de vaste inwoners in de betrokken gemeenten vrijgesteld worden van aanvullende personenbelasting en vrijwel alle lasten op de schouders van eigenaars van tweede verblijven worden gelegd. Wie bijvoorbeeld in Koksijde een tweede verblijf bezit, betaalt nu al meer dan 1200 EUR per jaar.

Het hof van beroep heeft in eerdere arresten al verduidelijkt dat deze praktijk niet gerechtvaardigd kan worden door bijvoorbeeld de belasting op tweede verblijven te kwalificeren als een weeldetaks. De belasting waarvan sprake wordt namelijk geheven op het bezitten van een woning in de gemeente, die niet als domicilie wordt gebruikt. “Wie dus in Koksijde, Knokke of De Panne tien woningen bezit die allemaal door vaste inwoners worden bewoond, betaalt bijgevolg de belasting niet. Daarentegen betaalt iemand die in Brussel een kamer huurt en daar gedomicilieerd is, de belasting wel indien hij of zij een woning bezit in die gemeenten die als tweede verblijf wordt gebruikt.  Het standpunt van het hof van beroep is dus niet meer dan redelijk”, aldus Jos Dumortier, één van de bestuurders van TWERES.

Door de bekendmaking van de vonnissen in eerste aanleg, waarin de tweedeverblijvers in het ongelijk worden gesteld, kunnen de betrokken gemeenten de hoop koesteren dat voor het lopende aanslagjaar en voor de volgende jaren, minder tweedeverblijvers een bezwaarprocedure zullen starten. Bovendien rekenen zij misschien erop dat een aantal tweedeverblijvers in het vonnis zullen berusten en terug zullen deinzen om in hoger beroep te gaan. Volgens TWERES zijn de kansen op uiteindelijk succes voor de tweedeverblijvers echter zeker niet verminderd.

Vooraleer het hof van beroep zich over deze kwestie zal uitspreken, zullen de tweedeverblijvers, gelet op de werklast van dat hof, echter nog enkele jaren moeten wachten. Ondertussen neemt het aantal bezwaarprocedures voortdurend toe. Via TWERES werden nu al ruim 600 dergelijke procedures ingeleid. Dat bezorgt de Belgische justitie helaas een hoop werk maar daaraan valt voorlopig weinig te doen.

Aangifte voor de bepaling van het kadastraal inkomen van een tweede verblijf in het buitenland: termijn verstrijkt op 31 december 2021

Het Europees Hof van Justitie heeft België op 12 november 2020 veroordeeld omdat ons land de belastbare basis van buitenlands vastgoed op een andere manier bepaalde dan voor binnenlands vastgoed. Voor dit laatste was de kadastrale waarde van het onroerend goed de belastbare basis, terwijl voor onroerende goederen die in het buitenland gelegen zijn, de reële huurwaarde de basis was. Volgens het Hof was dit in strijd met de Europese regels betreffende het vrij kapitaals- en betalingsverkeer (artikel 63VWEU). Daarom heeft de Belgische wetgever in allerijl het Wetboek van Belastingen aangepast De kadastrale waarde is vanaf het aanslagjaar 2022 ook de belastbare grondslag voor vastgoed in het buitenland. Daarom moet de Belgische fiscus natuurlijk de kadastrale waarde van dit buitenlands onroerend goed kennen.

Aangifte

Om het kadastraal inkomen te kunnen bepalen van buitenlands vastgoed, moet de fiscus bepaalde gegevens opvragen. Het model van aangifteformulier voor vaststelling van een KI voor buitenlands vastgoed (en bijkomende info) kan men terugvinden op de website van de FOD Financiën: Kadastraal inkomen van in het buitenland gelegen onroerende goederen – Wat en hoe | FOD Financiën (belgium.be).

Men kan de aangifte indienen:

  • online via MyMinfin (Mijn woning -> Mijn onroerende gegevens raadplegen -> Een goed in het buitenland aangeven). Dat is de snelste en eenvoudigste manier.
  • door het aangifteformulier in te vullen en per e-mail te sturen naar foreigncad@minfin.fed.be of het via de post op te sturen.

Wie deze aangifteverplichting niet respecteert, stelt zich bloot aan administratieve geldboetes van 250,00 tot 3.000,00 euro.

Procedure

De fiscus heeft het aangifteformulier in de loop van juni  naar ongeveer 170.000 belastingplichtigen gestuurd die in voorgaande aanslagjaren in de aangifte personenbelasting de huur(waarde) van hun buitenlands vastgoed hebben vermeld. Wie pas in 2020 eigenaar is geworden van buitenlands vastgoed, moest dit in 2021 vermelden bij de aangifte voor de personenbelasting.  Die eigenaars hebben dan in september of oktober eveneens hun aangifteformulier gekregen.  Wie in januari of februari 2021 buitenlands vastgoed heeft verworven, had in principe tot einde juni de tijd om de aangifte te doen. Voor latere aankopen geldt dat men spontaan een aangifte moet doen binnen de 4 maanden na de aankoop.

De gegevens op basis waarvan de kadastrale waarde van het onroerend goed wordt berekend, worden dus door de fiscus opgevraagd via een aangifteformulier. Wie zijn of haar “eBox” heeft geactiveerd, krijgt het formulier via digitale weg. Anders wordt het via de gewone post verstuurd. Het ingevulde aangifteformulier moet voor 31 december 2021 aan de belastingdienst worden terugbezorgd.

Na ontvangst van de aangifte zal de belastingadministratie voor elk onroerend goed een KI vaststellen en dit per aangetekend schrijven meedelen. Iedereen heeft de mogelijkheid om binnen een termijn van 2 maanden bezwaar in te dienen tegen het betekend kadastraal inkomen.

Het nieuwe kadastraal inkomen van uw onroerend goed gelegen in het buitenland zal vanaf de aangifte in de personenbelasting die men in 2022 moet indienen, gebruikt worden om de buitenlandse onroerende inkomsten vast te stellen.

Steeds meer eigenaars van tweede verblijven starten bezwaarprocedure tegen de ongelijke fiscale behandeling in kustgemeenten

Veel eigenaars van tweede verblijven ontvangen deze maand hun aanslagbiljet voor de gemeentebelasting op hun tweede verblijf. In De Panne, Knokke-Heist, Koksijde en Middelkerke starten steeds meer eigenaars een bezwaarprocedure tegen die belasting. Zij stappen, na de verwerping van hun bezwaar door de gemeente, ook talrijker naar de rechtbank. De drempel daarvoor is veel  lager geworden sinds TWERES op haar website een online loket heeft ingericht ( https://tweres.be/actie-gemeentebelasting/).
Eigenaars kunnen via dat loket hun bezwaarprocedure inleiden. De kans op slagen van die procedure is reëel omdat het hof van beroep de gemeentetaks in de bewuste kustgemeenten onwettelijk heeft verklaard. Het risico dat de toekomstige rechtspraak volledig de andere kant opgaat, is bijzonder klein. TWERES adviseert daarom de betrokken eigenaars om via haar websiteloket een bezwaarschrift in te dienen. Dat biedt het voordeel dat men de taks niet moet betalen tot er een eindbeslissing van de rechtbank komt.

Het initiatief van TWERES richt zich tegen de belasting op tweede verblijven in gemeenten waar geen aanvullende personenbelasting wordt geheven ten laste van de ingeschreven inwoners. In De Panne, Koksijde en Knokke-Heist betalen die ingeschreven inwoners nul procent aanvullende gemeentebelasting. Dat is zeer ongewoon. In de meeste Belgische gemeenten is het tarief gemiddeld rond 7%. In heel veel Belgische gemeenten ligt het tarief zelfs tussen 8% en 9% van het belastbaar gezinsinkomen. Een tarief van 0% is dus hoogst uitzonderlijk en dat is in de betrokken gemeenten enkel mogelijk door zeer hoge belastingen te heffen op tweede verblijven. Die belasting bedraagt, bijvoorbeeld in Koksijde, in 2021 al 1.191 EUR en gaat nog elk jaar omhoog.  In Middelkerke is de aanvullende personenbelasting voor de eigen inwoners weliswaar nu nog niet volledig afgeschaft. Ze wordt gefaseerd afgebouwd en vanaf 2024 is ook daar het tarief 0%. Tegelijk is de belasting op tweede verblijven er verhoogd van 600 naar 800 euro per jaar.

Het belastingreglement in de vier kustgemeenten gaat rechtstreeks in tegen de aanbeveling van de Vlaamse overheid, die schrijft: “Om geen verschuiving van de belastingdruk te creëren naar personen die niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en die er dus niet kiesgerechtigd zijn, is vereist dat het geheven tarief redelijk in verhouding staat tot de belastingen die de inwoners betalen.”

Ondanks deze aanbeveling én de talrijke rechterlijke uitspraken waarin de onwettigheid van de belasting is vastgesteld, blijven de betrokken gemeenten nog steeds de betwiste aanslagbiljetten naar eigenaars van tweede verblijven op hun grondgebied sturen. Zij rekenen erop dat slechts een minderheid van de eigenaars zich de moeite getroost om bezwaar in te dienen tegen de belasting en een advocaat aan te stellen om een fiscale procedure op te starten. De meerderheid betaalt, weliswaar met tegenzin, zonder zich te verzetten. In gemeenten met heel veel tweede verblijven kunnen de lokale besturen aan hun kiezers op die manier een uiterst voordeling fiscaal regime aanbieden. Dat is bijvoorbeeld het geval in Knokke-Heist waar op een totaal van 39.000 woningen er ruim 21.000 gebruikt worden als tweede verblijf.

Volgens TWERES is het fiscaal beleid in de betrokken kustgemeenten niet enkel illegaal maar ook fundamenteel onrechtvaardig: “Een gezin met een bescheiden inkomen dat in Brussel in een klein appartement huurt maar via erfenis eigenaar is geworden van een studio van 45 m2 in Koksijde betaalt jaarlijks een taks van meer dan duizend euro, terwijl de gedomicilieerde eigenaar van een ruime villa met zwembad en zicht op zee van het fiscaal nultarief geniet. Dat is toch volstrekt onredelijk.”

Door de drempel voor bezwaarprocedures te verlagen, hoopt TWERES de politiek van de geviseerde gemeentebesturen te beïnvloeden. De vereniging neemt, tegen een forfaitair bedrag, alle beslommeringen in verband met de procedure van de eigenaar over en adviseert om voorlopig de taks niet te betalen tot er een eindbeslissing valt. Dat kan enkele jaren duren maar de kans dat men uiteindelijk gelijk krijgt en bovendien ook de kosten recupereert, is bijzonder groot. Intussen derven de gemeenten de inkomsten uit de discriminerende belasting en worden ze met hoge juridische kosten opgezadeld. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024 zullen die factoren de nieuwe coalities misschien tot andere inzichten brengen.

Zie voor meer details: https://tweres.be/actie-gemeentebelasting/

Gemeentefiscaliteit aan de Kust: hoe groot is het onevenwicht in het nadeel van tweedeverblijvers?

Belastingplichtigen betalen aanvullende personenbelasting op hun inkomen in de gemeente waar ze gedomicilieerd zijn. De opbrengst van die belasting gaat naar de gemeentekas. In Vlaanderen bedraagt de aanvullende personenbelasting gemiddeld 7,2% van het belastbaar inkomen.

Zoals elke belastingplichtige betalen tweedeverblijvers aanvullende personenbelasting in de gemeente van hun eerste verblijf. Zij maken echter ook gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en diensten in de gemeente van hun tweede verblijf. Daarom is het logisch dat gemeenten ook van tweedeverblijvers vragen om de kosten daarvoor mee te helpen dragen.

Essentieel daarbij is natuurlijk een evenwichtige lastenverdeling tussen gedomicilieerde inwoners en tweedeverblijvers.

Een interessante richtlijn over dit evenwicht staat op pagina 14 van de Handleiding tweede verblijven op de website van het Agentschap Wonen Vlaanderen (wonenvlaanderen.be): “Om geen verschuiving van de belastingdruk te creëren naar personen die niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en die er dus niet kiesgerechtigd zijn, is vereist dat het geheven tarief redelijk in verhouding staat tot de belastingen die de inwoners betalen (in de eerste plaats de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing).

Het is daarom interessant om de verhouding tussen gemeentebelasting en tweede verblijfsbelasting in de kustgemeenten van naderbij te bekijken. Dat is echter minder eenvoudig dan het lijkt. De belastingopbrengsten van de verschillende gemeentebelastingen zouden eigenlijk te vinden moeten zijn op de websites van de verschillende kustgemeenten. Daar vindt men helaas weinig relevante informatie hierover (!). Gelukkig staan er wel cijfers op de website van het Vlaams Agentschap Binnenlands Bestuur. Onder meer kan men daar tabellen vinden met voor elke gemeente een overzicht van de belastingen en hun opbrengst vanaf 2008 tot 2018.

Op basis van deze gegevens hebben we in een eerste tabel voor elke kustgemeente en voor het aanslagjaar 2018 de totale opbrengsten aanvullende personenbelasting en de totale opbrengsten van de tweede verblijfstaks per naast elkaar geplaatst. Opgelet echter: in deze eerste tabel wordt nog geen rekening gehouden met het aantal belastingplichtigen per gemeente. Daarom zijn de cijfers het hoogst in gemeenten met veel belastingplichtigen.

GemeenteOpbrengst tweede verblijfsbelasting (in miljoen euro) (2018 Opbrengst aanvullende personenbelasting ten laste van gedomicilieerde inwoners (in miljoen euro)(2018)Verschil (hoeveel meer of minder is de opbrengst van tweede verblijven?) (in miljoen euro) (cijfers van 2018)
De Panne5,862 0+5,862
Koksijde13,59 0+13,59
Nieuwpoort8,749 2,224 +6,505
Middelkerke8,746 3,447 +5,299
Oostende8,476 17,067 -8,591
Bredene *3,394 4,615 -1,221
De Haan*5,3222,910 +2,412
Blankenberge5,3024,308 +0,994
Brugge1,335 36,734 -35,390
Knokke14,662 0+14,662

* Bredene en De Haan kennen een belangrijke populatie van tweedeverblijvers in vakantieparken en kampeerverblijfplaatsen. Voor deze gemeenten werden de opbrengsten van de belasting  kampeerterreinen en kampeerverblijven toegevoegd aan de cijfers m.b.t.  de tweede verblijfsbelasting. Voor andere gemeenten hebben we dit niet gedaan omdat de vermelde populatie er veel lager ligt.

In de meerderheid van de kustgemeenten ligt de opbrengst van de belasting op tweede verblijven dus hoger dan de gemeentebelasting die de gemeenten ontvangen van hun eigen ingeschreven inwoners. Dat kan echter te wijten zijn aan het hoog aantal tweede verblijven in die gemeenten.

Daarom hebben we in een tweede tabel rekening gehouden met dat aantal. In een eerste kolom vermelden we voor 2018 het nominale bedrag van de tweede verblijfsbelasting per wooneenheid. In het geval van gedifferentieerde tarieven voor verschillende types van tweede verblijf, opteerden we voor de bijdrage die verschuldigd is voor de tweede bewoning van een studio.

In de tweede kolom wordt de aanvullende personenbelasting gedeeld door het aantal gedomicilieerde huishoudens per gemeente (de cijfers over het aantal huishoudens vonden we op de website  https://provincie.incijfers.be).  Op die manier kon de ook de gemiddelde aanvullende personenbelasting per verblijf bewoond door gedomicilieerden worden berekend.

GemeenteTweede verblijfsbelasting per verblijf tweede bewoning (euro) Gemiddelde aanvullende personenbelasting per verblijf eerste bewoning (euro) Verschil (hoeveel meer of minder betaalde een tweedeverblijver) in 2018) (in euro)
De Panne5750+575
Koksijde9700+970
Nieuwpoort890356+525
Middelkerke525362+183
Oostende1000468+532
Bredene 850563+286
De Haan500451+49
Blankenberge892403+489
Brugge1000671+329
Knokke7400+740

In alle kustgemeenten dragen eigenaars van een woning die door tweedeverblijvers bewoond wordt dus gemiddeld meer bij aan de gemeentefinanciën dan de eigenaars van woningen die door gedomicilieerde huishoudens wordt bewoond. Bovenaan de lijst staat Koksijde waar de eigenaars van woningen die door gedomicilieerde huishoudens worden bewoond, helemaal geen aanvullende personenbelasting betalen en alle lasten door eigenaars van tweede verblijven worden gedragen.

Aangezien mag verondersteld worden dat tweedeverblijvers minder van de infrastructuur en diensten gebruik maken dan gedomicilieerde inwoners hebben deze belastingen bijgevolg een verschuiving van de belastingdruk gecreëerd naar personen die niet in het bevolkingsregister van de gemeente zijn ingeschreven en niet kiesgerechtigd zijn.

Een fiscale vluchteling worden is altijd mogelijk. Elders op de TWERES website staat een verslag van een studie die in 2016 door de studiedienst van de Vlaamse Overheid over het aantal tweede verblijven in Vlaanderen is gepubliceerd. Naast de kust ontdekten de auteurs ook  grote absolute aantallen tweede verblijven in enkele steden: Antwerpen spande de kroon met bijna 18.000; Gent, Brugge, Kortrijk, Hasselt en Mechelen volgden met tussen de 2.400 en 6.000 tweede verblijven. Het feit dat deze steden in deze lijst staan heeft deels te maken met het feit dat mensen die in Antwerpen of andere Vlaamse steden wonen, hun domicilie in Knokke-Heist of een andere kustgemeente registreren.

TWERES  kiest er echter voor om met de kustgemeenten de dialoog aan te gaan. Waar het niet anders kan,  zal de juridische weg worden ingeslagen en bij voldoende leden en sympathisanten kunnen we, allen samen, proberen om politici ertoe te bewegen toepasselijke regelgeving te veranderen.